18 april 2018
door Tine Notenboom
Veel mensen die samen een huis kopen, gaan alleen naar de notaris voor het passeren van een eigendoms- en hypotheekakte. Daarbij vergeten ze een samenlevingscontract te sluiten voor het geval ze uit elkaar gaan. Als gevolg hiervan ontstaat een zogenoemde eenvoudige gemeenschap (art. 3:166 lid 1 BW) voor het huis dat partijen in mede-eigendom hebben verkregen.
Wanneer partijen uit elkaar gaan rijst de vraag hoe de woning moet worden verdeeld. Soms heeft één van de partners nog een tijd in de woning gewoond. Wellicht dat er verbouwingskosten door de ene partner zijn voldaan en de hypotheekaflossing door de ander. Hoe dient er te worden verdeeld?
Het uitgangspunt van een eenvoudige gemeenschap is dat iedere deelgenoot altijd verdeling van de gemeenschap kan vragen (art. 3:178 lid 1 BW). Niemand kan worden gedwongen deel te blijven uitmaken van eenvoudige gemeenschap als hij dat niet wil. Desondanks bestaat er de mogelijkheid voor de andere deelgenoot om op basis van de omstandigheden te vragen om de verdeling van de woning uit te stellen. Over het algemeen zal een rechter de ex-echtgenoot die nog in de woning zit een redelijke termijn geven om andere woonruimte te zoeken. Wanneer een van de partners de mogelijkheid heeft de woning over te nemen, zal de rechter op zijn verzoek hem hiertoe in de gelegenheid stellen. Wanneer de ex-echtgenoot echter al voldoende mogelijkheden heeft gehad om een overname te bewerkstelligen zal de rechter overgaan tot het verlenen van vervangende toestemming voor verkoop waarbij het oordeel van de rechtbank in de plaats komt van de toestemming van de betreffende echtgenoot.
Verder een belangrijke regel is dat een eenvoudige gemeenschap geen schulden kan hebben. De hypotheekschuld van een pand, behoort zelf niet tot de gemeenschap. De lasten van de woning dienen samenwoners echter op grond van artikel 3:172 BW bij helfte te dragen. Ook na het beëindigen van de relatie. Dit geldt eveneens voor onderhoudskosten aan de woning.
Wanneer samenwoners een samenlevingscontract beëindigen dienen zij er rekening mee te houden dat er daardoor ook geen beroep meer kan worden gedaan op de bepalingen in het samenlevingscontract. Ook zij vallen derhalve terug op de algemene regels van titel 7 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Veerkade 5D
3016 DE Rotterdam
010-466 23 33
info@bwadvocaten.nl